Al in de vroege oudheid werden bloemmotieven afgebeeld op kunstvoorwerpen, decoratief maar niet erg realistisch.
In de 15e eeuw werden planten afgebeeld met een geneeskrachtige werking in zogenaamde Kruidenboeken. Ook deze afbeeldingen zijn niet erg nauwkeurig.
In oude gebedenboeken, de ‘verluchtigde’ handschriften zijn ook vaak botanische elementen te vinden.
Albrecht Dürer was een van de eerste kunstenaars die waarheidsgetrouwe afbeeldingen maakte.
Rond 1600 begon de tijd van de ontdekkingsreizen. Botanici en tekenaars reisden mee. Er werden planten en zaden meegenomen, die opgekweekt werden in botanische tuinen. De Hortus in Leiden werd al in 1590 gesticht.
De afbeeldingen werden realistischer.
De gegoede burgerij verzamelde bijzondere planten. Zeldzame planten werden prachtig weergegeven in de Florilegia.
Belangrijke kunstenaars uit die tijd zijn Maria Sybilla Merian, die in 1599 naar Suriname reisde en Redouté, die keizerin Josephine Bonapartes bloemenpracht vereeuwigde.
We kennen natuurlijk ook de prachtige bloemstillevens uit de 17e eeuw.
Botanische tekeningen, waarbij een plant nauwkeurig wordt weergegeven met alle specifieke kenmerken, worden nog steeds gebruikt in de wetenschap, maar gelukkig is er ook een steeds grotere belangstelling voor het botanisch tekenen als kunstvorm.